Noord-Brabant legt een beperking op aan de bouw van nieuwe megastallen. Hoewel dit besluit van historische betekenis kan zijn, is het niet meer dan een aarzelend begin.

Demissionair minister Gerda Verburg drukte het optimisme direct de kop in door te verklaren dat er in andere delen van het land "nog best ruimte" kan zijn voor megastallen. Dit illustreert de hardnekkigheid van de problemen in onze veeindustrie. Maar het Brabantse besluit illustreert ook het begin van een omslag. Dat is hoopgevend, in het licht van de opmerkelijke stilstand in de afgelopen tien jaar.

 

“De intensieve veehouderij moet ingrijpend worden veranderd. Dieren moeten meer ruimte krijgen voor natuurlijk gedrag, zoals het buiten rondscharrelen. Het transport van levende dieren moet worden beperkt en het fokken van vee moet niet uitsluitend gericht zijn op toename van de productiviteit.” Dit adviseerde een commissie onder leiding van Herman Wijffels aan de minister van landbouw in 2001. Toenmalig minister Brinkhorst noemde de plannen “helder, hard en onontkoombaar”. In 2010 zou het afgelopen zijn met de fabrieksmatige, mens- en dieronwaardige vleesproductie. “De overheid kiest er voor om in internationaal verband een voorloperspositie in te nemen bij het vormgeven van een diervriendelijke en maatschappelijk aanvaardbare veehouderij”, aldus Brinkhorst.

Alle redenen voor de noodzaak van deze ommekeer stonden in het bijna voorspellende rapport van de commissie-Wijffels: de massaliteit, de minimale leefruimte, dieren die nauwelijks buiten komen, de stank, de milieubelasting, genetische versmalling, de schade aan omringende natuur, transport van dieren over grote afstanden, hormoon-schandalen, varkenspest en andere dierziekten, gesubsidieerde overproductie. Een veehouderij-systeem “dat a-moreel omgaat met dieren en dat de exploitatie van dieren heeft opgevoerd tot een niveau waarop een storing desastreuze gevolgen heeft.”

Sindsdien zijn we geconfronteerd met Q-koorts, vee-gerelateerde MRSA, ESBL, dreiging van een H5N1-pandemie, en de effecten van de veeindustrie op de uitstoot van broeikasgassen zijn nog duidelijker geworden. Anno 2010 blijkt dat er nauwelijks iets is gedaan met de aanbevelingen. De sector is alleen maar intensiever en grootschaliger geworden; er worden nog steeds op grote schaal gezonde dieren geruimd, dierziekte-crises vormen een bedreiging voor de volksgezondheid, en de leef- en slachtomstandigheden van honderden miljoenen dieren in ons ‘beschaafde’ land zijn nog steeds beschamend.

Vlees en zuivel zijn onverantwoord goedkoop; zo kost een ei in de winkel nu net zoveel als 60 jaar geleden. De prijs wordt betaald door dieren, natuur en milieu – en daarmee door onszelf en komende generaties. De veeindustrie trekt diepe sporen in ons milieu, de biodiversiteit, de wereldvoedselvoorziening, de mineralenbalans, de zoetwatervoorraden, de volksgezondheid en vooral ook in het welzijn van dieren.

Dierenwelzijn. De veeindustrie brengt een sterke ‘verdingelijking’ van het dier met zich mee. Dieren worden letterlijk verbouwd en verminkt om aan de productie-eisen te voldoen. Tanden worden gevijld, snavels gekapt, koeien worden gevriesbrand of onthoornd; er worden koeien gefokt die niet via natuurlijke weg een kalf kunnen werpen, varkens met aangeboren poot- en hartproblemen die mager vlees leveren, en kippen die voortijdig door hun poten zakken en aan hartfalen bezwijken door hun enorme gewicht; kalveren worden direct na de geboorte bij hun moeder weggehaald, eendagshaantjes worden levend versnipperd. De dieren komen nooit buiten en hebben nauwelijks mogelijkheid tot natuurlijk gedrag zoals rondsnuffelen, wroeten/pikken, rennen, nestelen en stoeien. Overheid, boeren, winkeliers en consumenten wijzen naar elkaar, en omdat geen van de partijen iets doet, denkt iedereen dat deze gang van zaken kennelijk aanvaardbaar is.

Milieu, klimaat en wereldvoedselvoorziening. Een dier is een “inefficiënte eiwitfabriek” – grofweg: 1 kg vlees = 5 kg graan = 6 kg mest. Een derde van de landbouwgrond in de wereld wordt gebruikt om veevoer te produceren. Terwijl het huidige landbouwareaal voldoende plantaardig voedsel kan leveren voor tientallen miljarden mensen, lijden meer dan een miljard mensen dagelijks honger. Ondanks een dreigend tekort aan fosfaat in de wereld, halen wij fosfaat weg uit andere landen via het veevoer, en spoelen het hier weg in de vorm van mestoverschotten. Deze overschotten leiden daarnaast tot verzuring van de bodem en het oppervlaktewater, vervuiling van het grondwater, aantasting van de flora en fauna en de biodiversiteit, en op sommige plaatsen van de drinkwatervoorziening. De productie van vlees kost niet alleen landbouwgrond maar ook relatief veel water, waaraan in veel werelddelen al een tekort is en in andere gaat komen. Ook aan de klimaatverandering draagt de veeteelt sterk bij. De uitstoot van broeikasgassen door de veehouderij ligt wereldwijd 40% hoger dan die van alle auto’s, vrachtwagens, treinen, schepen en vliegtuigen bij elkaar.

Volksgezondheid. De gevolgen van het intensieve antibiotica-gebruik in de veeindustrie voor de volksgezondheid zijn al uitvoerig in het nieuws. Daarnaast eten Nederlanders te veel dierlijke eiwitten, met als gevolg een grotere kans op hart- en vaatziekten, darmkanker en overgewicht. Desondanks wordt de consumptie van vlees en zuivel gepropageerd door de Nederlandse overheid en de EU, om overproductie weg te werken. Minder produceren is geen optie: boeren kunnen alleen het hoofd boven water houden door steeds meer te produceren, omdat hun productie per dier te weinig oplevert.

Hoewel de inzichten zich opstapelen dat we op deze wijze niet door kunnen gaan, heeft het landbouwbeleid in de afgelopen tien jaar geleid tot verdere schaalvergroting, op grond van uitsluitend financiële overwegingen. In het licht van de ethische en maatschappelijke bezwaren die inherent zijn aan dit productiesysteem, is het de vraag of die overwegingen überhaupt relevant zijn. Zoals we in het afschaffen van slavernij en kinderarbeid onze verantwoordelijkheid hebben genomen, zo moeten we dat ook doen in onze omgang met productiedieren. Niemand zou vandaag de dag nog durven beweren dat er wel iets te zeggen is voor kinderarbeid of slavernij vanwege de economische voordelen.

Als we de financiële afweging inzake de veesector toch maken, moeten we dat op de juiste wijze doen. De veeindustrie veroorzaakt grote maatschappelijke kosten in de vorm van natuur- en milieuschade. Deze kosten worden niet doorberekend in de prijs van vlees en zuivel; ze worden deels via de algemene middelen in rekening gebracht bij alle burgers en voor een groter deel doorgeschoven naar toekomstige generaties. Daarnaast ontvangen boeren in Nederland nog jaarlijks voor bijna een miljard euro inkomenssteun. De landbouw kan alleen overleven dankzij grootschalige staatssteun. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU kost 40 % van het totale budget en richt zich al jaren op intensivering en schaalvergroting, ten koste van dierenwelzijn, milieu en volksgezondheid.

De Nederlandse verantwoordelijkheid is zeer groot gelet op de omvang van onze veeindustrie. Nederland is het meest veedichte land ter wereld en het tweede exportland ter wereld van dierlijke eiwitten. Nederland exporteert 75% van zijn dierlijke eiwitten tegen afbraakprijzen waarin de maatschappelijke kosten niet verdisconteerd zijn.

Het is tijd ons te bezinnen op de fundamentele uitgangspunten van onze veeindustrie, zodat politici en burgers tot morele keuzen kunnen komen. Het is tijd voor een door de overheid geregisseerde paradigmaverandering: een wisseling van een intensieve, grootschalige, door economie en technologie overheerste veeindustrie, naar een veehouderij waarin econonomie en technologie in dienst staan van het welzijn van dieren, van de mens, van de samenleving. Daarin kan het boerenbedrijf weer rendabel worden zonder subsidies. Daarin is perspectief op echte duurzaamheid. Met deze ommekeer wordt de veehouderij maatschappelijk aanvaardbaar en toelaatbaar, en hoeven we onszelf en elkaar niet langer voor de gek te houden.
Bron: duurzameveeteelt.nl/pleidooi_voor_duurzame_veehouderij

 
Nieuwsflits
Soepschildpad kan opgelucht adem halen

Op het vakantie-eiland Bali mogen geen zeldzame schildpadden worden gedood bij Hindoe-ceremonies. Het Indonesische ministerie van bosbouw verbiedt de praktijken. Dat heeft een woordvoerder van het ministerie vrijdag gezegd.

Lees meer...
Twitter
Zoeken